Zondag  6 januari 2019: Openbaring des Heren

Introitus: Ecce * advenit

Graduale: Omnes * de Saba

Alleluia: Vidimus stellam

Offertorium: Reges Tharsis

Communio: Vidimus Stellam

De bijbellezingen van vandaag volgen hierna:

1e Lezing: Jesaja 60,1-6                     Jeruzalem, laat het licht u beschijnen 

60 1 Sta op en schitter, want uw licht is gekomen, de glorie van de HEER komt over u.  2 En zie, de duisternis bedekt de aarde, en donkerte de volken, maar over u gaat de HEER lichtend op, zijn heerlijkheid verschijnt over u.  3 En volken komen naar uw licht, koningen naar de glans van uw dageraad.  4 Sla uw ogen op en kijk om u heen, allen verzamelen zich en komen naar u toe: uw zonen komen uit de verte, uw dochters worden op de heup gedragen.  5 U zult het zien en stralen van vreugde, uw hart zal trillen en zwellen: de schatten van de zee worden naar u toe gebracht, de rijkdom van de volken komt naar u toe.  6 Een vloed van kamelen zal u bedekken, dromedarissen van Midjan en Efa; alle bewoners komen uit Seba, met goud en wierook beladen; zij verkondigen de lof van de HEER.

2e Lezing: Brief a.d. Christenen van Efeze 3,2-3a.5-6  Het mysterie geopenbaard

3 1 Daarom is het dat ik, Paulus, de gevangene van Christus Jezus ter wille van u, de heidenvolken ...  2 U hebt toch gehoord van het beheer van Gods genade, die Hij mij met het oog op u gegeven heeft; 3 aan mij is door openbaring de kennis van het geheim meegedeeld, zoals ik al in het kort heb beschreven. 4 Dientengevolge kunt u zich, wanneer u dit leest, een beeld vormen van mijn inzicht in het geheim van Christus. 5 Nooit is het in eerdere generaties aan de mensenkinderen bekendgemaakt, zoals het nu door de Geest is geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten: 6 dat de heidenen mede-erfgenamen zouden zijn, leden van hetzelfde lichaam en deelgenoten van de belofte in Christus Jezus door middel van het evangelie, 7 waarvan ik bedienaar geworden ben krachtens de gave van Gods genade, mij geschonken door de werking van zijn macht.

Evangelie: Matteüs  2,1-12                                            De aanbidding door de wijzen

2 1 Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, ten tijde van koning Herodes, kwamen er uit het Oosten magiërs in Jeruzalem aan. 2 Ze vroegen: ‘Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Want wij hebben zijn ster zien opkomen en wij zijn gekomen om Hem te huldigen.’ 3 Toen koning Herodes hiervan hoorde, schrok hij, en heel Jeruzalem met hem. 4 Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen en wilde van hen weten waar de Messias geboren zou worden. 5 Ze zeiden hem: ‘In Betlehem in Judea. Want zo staat het geschreven bij de profeet: 6 Betlehem, land van Juda, u bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leider voortkomen, die herder zal zijn van mijn volk Israël.’

7 Toen riep Herodes de magiërs in stilte bij zich en vroeg nauwkeurig naar de tijd waarop de ster verschenen was. 8 Hij stuurde hen naar Betlehem met de woorden: ‘Ga een nauwkeurig onderzoek instellen naar het kind. Wanneer u het gevonden hebt, laat het mij dan weten; dan kan ook ik het gaan huldigen.’ 9 Toen ze de koning aanhoord hadden, gingen ze weg. Opeens ging de ster die ze hadden zien opkomen voor hen uit, tot ze bleef staan boven de plaats waar het kind was. 10 Toen ze de ster zagen, werden ze met buitengewoon grote vreugde vervuld. 11 Ze gingen het huis binnen en zagen het kind met zijn moeder Maria. Ze vielen op hun knieën en huldigden het. Ze haalden hun schatten tevoorschijn en gaven Hem goud, wierook en mirre als geschenk. 12 En omdat ze in een droom gewaarschuwd waren om niet naar Herodes terug te keren, namen ze de wijk en gingen ze langs een andere weg naar hun land terug.

TERUG