Zondag  27 januari 2019: Derde Zondag door het C-Jaar

Introitus: Adorate Deum * omnes angeli

Graduale: Timebunt gentes

Alleluia: Dominus regnavit

Offertorium: Dextera Domini

Communio: Comedite pinguia

De bijbellezingen van vandaag volgen hierna:

1e Lezing: Nehemia 8,2-4a.5-6.8-10                     Voorlezing en verklaring van de wet 

8 1 Alle Israëlieten die zich in de steden gevestigd hadden, stroomden samen op het plein voor de Waterpoort en verzochten Ezra, de schriftgeleerde, om het boek te gaan halen van de leer van Mozes, die de HEER aan Israël opgelegd heeft. 2 En Ezra, de priester, bracht de leer bij de vergadering van mannen en vrouwen en iedereen die de voorlezing kon volgen. Het was de eerste dag van de zevende maand. 3 Vanaf de dageraad tot de middag las Ezra eruit voor op het plein voor de Waterpoort, verstaanbaar voor de mannen en vrouwen en iedereen die het kon volgen. Het volk luisterde aandachtig naar de voorlezing van het boek van de leer. 4 Ezra, de schriftgeleerde, ging op een houten verhoging staan die voor die gelegenheid gemaakt was. Aan zijn rechterhand stonden Mattitja, Sema, Anaja, Uria, Chilkia en Maäseja; aan zijn linkerhand Pedaja, Misaël, Malkia, Chasum, Chasbaddana, Zekarja en Mesullam. 5 Tegenover heel het volk opende Ezra het boek; hij stak immers boven iedereen uit. Op dat ogenblik ging iedereen staan. 6 En Ezra prees de HEER, de grote God, en heel het volk antwoordde: ‘Amen, amen!’ Zij staken hun handen omhoog, zij bogen het hoofd en zij vielen neer voor de HEER, met het gezicht op de grond. 7 En Jesua, Bani, Serebja, Jamin, Akkub, Sabbetai, Hodia, Maäseja, Kelita, Azarja, Jozabad, Chanan, Pelaja en de Levieten verklaarden het volk daar ter plaatse de leer. 8 Zij lazen voor uit het boek van Gods leer, legden het uit en verklaarden de betekenis, zodat iedereen de lezing begreep. 9 Vervolgens zeiden Nehemia, de landvoogd, Ezra, de priester en schriftgeleerde, en de Levieten die de uitleg gaven tegen heel het volk: ‘Deze dag is gewijd aan de HEER uw God. Wees dus niet treurig en ween niet.’ Het hele volk was namelijk in tranen uitgebarsten toen het de woorden van de leer hoorde. 10 En ze zeiden hun: ‘Kom, ga eten en drink er zoete drank bij, en deel met wie niets heeft, want deze dag is gewijd aan onze Heer. Wees niet bedroefd, maar laat de vreugde die de HEER u schenkt uw kracht zijn.’ 11 De Levieten stelden het volk gerust en ze zeiden: ‘Wees nu stil! Dit is een heilige dag, wees dus niet bedroefd.’ 12 En het volk ging eten en drinken en deelde de maaltijd met anderen. Ze vierden uitbundig feest, want ze hadden begrepen wat hun bekend was gemaakt.

2e Lezing: 1 Korintiërs 12,12-30 (of: 12-14.27)    Wij zijn één enkel lichaam geworden

12 Ons lichaam met zijn vele delen vormt één geheel, en alle lichaamsdelen, hoe vele ook, zijn samen één lichaam; zo is het ook met Christus. 13 Want wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen, zijn in de kracht van een en dezelfde Geest tot één lichaam gedoopt, en allen zijn wij doordrenkt van één Geest. 14 Een lichaam bestaat nu eenmaal niet uit één lichaamsdeel, maar uit vele. 15 Veronderstel dat de voet zegt: ‘Omdat ik geen hand ben, hoor ik niet tot het lichaam’, hoort hij dan niet tot het lichaam? 16 En als het oor zou zeggen: ‘Omdat ik geen oog ben, hoor ik niet tot het lichaam’, hoort het dan niet tot het lichaam? 17 Als het hele lichaam oog was, waar bleef dan het gehoor? Als het helemaal gehoor was, waar bleef dan de reuk? 18 God heeft nu eenmaal de lichaamsdelen elk afzonderlijk hun plaats in het lichaam toegewezen, zoals Hij het gewild heeft. 19 Als zij allemaal samen één lichaamsdeel vormden, waar bleef dan het lichaam? 20 In feite echter zijn er vele lichaamsdelen, maar is er slechts één lichaam. 21 Het oog kan niet tegen de hand zeggen: ‘Ik heb je niet nodig’, en evenmin het hoofd tegen de voeten: ‘Ik heb jullie niet nodig.’ 22 Nog sterker, juist die lichaamsdelen die het zwakst schijnen te zijn, zijn onmisbaar. 23 En die lichaamsdelen die wij beschouwen als minder eerbaar, eren wij des te meer. Onze minder edele delen worden daarom met grotere kiesheid behandeld; 24 de andere delen hebben dat niet nodig. God heeft het lichaam zo samengesteld dat hij aan het mindere meer eer gaf, 25 opdat er in het lichaam geen verdeeldheid zou zijn en de lichaamsdelen eensgezind voor elkaar zouden zorgen. 26 Wanneer één lichaamsdeel lijdt, delen alle andere in het lijden; wordt één lichaamsdeel geëerd, dan delen alle andere in die vreugde. 27 Welnu, u bent het lichaam van Christus, en ieder van u is van dit lichaam een onderdeel. 28 Nu heeft God in de gemeente allerlei mensen aangesteld, allereerst apostelen, vervolgens profeten, en verder leraren; voorts is er de gave om wonderen te doen, te genezen, te helpen, te besturen en in talen te spreken. 29 Niet iedereen kan apostel zijn, of profeet, of leraar. Kunt u allen wonderen doen? 30 Hebt u allen de gave om te genezen, in talen te spreken en uitleg te geven?

Evangelie: Lucas 1,1-4;4,14-21                             De Geest heeft Mij gezonden              

VELEN hebben zich er al toe gezet het verhaal te doen van wat zich bij ons heeft voltrokken, 2 aan de hand van de overlevering van de oorspronkelijke ooggetuigen die dienaar van het woord zijn geworden. 3 Nu heb ook ik besloten alles van voren af aan nauwkeurig na te gaan en voor u, geachte Teofilus, ordelijk op schrift te stellen, 4 zodat u zich kunt overtuigen van de betrouwbaarheid van de berichten die u hebt ontvangen. 14 Jezus keerde terug naar Galilea in de kracht van de Geest. Zijn faam verbreidde zich over heel die streek. 15 Hij gaf onderricht in hun synagogen en werd door iedereen geëerd. 15 Hij gaf onderricht in hun synagogen en werd door iedereen geëerd. 16 Zo kwam Hij in Nazaret, waar Hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging Hij op sabbat naar de synagoge. Hij stond op om voor te lezen, 17 en kreeg een boekrol van de profeet Jesaja aangereikt. Hij opende de rol en vond de plaats waar geschreven staat: 18 De Geest van de Heer rust op mij; daartoe heeft Hij mij gezalfd. Om aan armen de goede boodschap te brengen heeft Hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen en aan blinden het licht in hun ogen, om verdrukten in vrijheid te laten gaan, 19 en een jaar af te kondigen dat de Heer welgevallig is. 20 Daarna rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. De ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. 21 Toen begon Hij hen toe te spreken: ‘Vandaag is het schriftwoord dat u gehoord hebt in vervulling gegaan.’

TERUG