Zondag 28 oktober 2018 : 30e Zondag door het B-jaar

Introitus: Laetetur cor

Graduale: Unam petii

Alleluia: Lauda, Jerusalem

Offertorium: Domine, * vivifica me

Communio: Laetabimur * in salutari

De bijbellezingen van vandaag volgen hierna:

1e Lezing:  Jeremia 31,7-9                  God heeft redding gebracht voor zijn volk

7 Want’, zo spreekt de HEER: ‘Jubel van vreugde om Jakob, juich om de heerser van de volken. Verkondig overal Gods lof met deze woorden: “De HEER heeft redding gebracht over zijn volk, over wat overbleef van Israël.” 8 Ik haal ze terug uit het noorden, van het einde van de aarde breng Ik ze bijeen; ook de blinden en de lammen, de zwangere en barende vrouwen.  In dichte drommen keren zij terug. 9 Bedroefd gingen zij heen, getroost leid Ik hen terug.  Ik voer hen naar stromende beken, over gebaande wegen waarop ze niet struikelen. Ik ben immers Israëls vader en Efraïm is mijn eerstgeborene.’

2e Lezing: Hebreeën 5,1-6                 Christus komt onze zwakheid tegemoet

5 1 Want elke hogepriester wordt genomen uit de mensen en aangesteld voor de mensen, om hen te vertegenwoordigen bij God, om gaven en offers op te dragen voor de zonden. 2 Hij is in staat onwetenden en dwalenden geduldig te verdragen, omdat hij ook zelf aan zwakheid onderhevig is; 3 daarom moet hij, als hij offers voor de zonden opdraagt, evengoed aan zichzelf denken als aan het volk. 4 En niemand kan zich die waardigheid aanmatigen; men moet evenals Aäron door God geroepen worden.  5 Zo heeft ook Christus niet zichzelf de eer van het hogepriesterschap toegekend; dat heeft God gedaan, die Hem zei: Mijn Zoon ben jij, Ik heb je vandaag verwekt. 6 Zoals Hij ook elders zegt: Jij bent priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisedek.

Evangelie: Marcus 10,46-52              Uw geloof heeft u genezen

46 Ze kwamen in Jericho. Toen Hij uit Jericho wegging met zijn leerlingen en heel wat mensen, zat de zoon van Timeüs, Bartimeüs, een blinde bedelaar, langs de weg. 47 Toen hij hoorde dat het Jezus van Nazaret was, begon hij te schreeuwen en te roepen: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij.’ 48 Velen snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden. Maar hij schreeuwde nog harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij.’ 49 Jezus bleef staan en zei: ‘Roep hem.’ Ze riepen de blinde : ‘Houd moed, sta op, Hij roept u.’ 50 Hij wierp zijn jas weg, sprong overeind en ging naar Jezus. 51 Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Wat wilt u dat Ik voor u doe?’ De blinde zei Hem: ‘Rabboeni, dat ik weer kan zien.’ 52 ‘Ga,’ zei Jezus, ‘uw vertrouwen is uw redding.’ Meteen kon hij weer zien, en hij volgde Hem op zijn weg.   

TERUG