Zondag 14 oktober 2018 : 28e Zondag door het B-jaar
Introitus: Si iniquitates
Graduale: Ecce * quam bonum
Alleluia: Qui timent Dominum
Offertorium: Recordare mei
Communio: Aufer a me
De bijbellezingen van vandaag volgen hierna:
1e Lezing: Wijsheid 7,7-11 Het verlangen naar wijsheid
Evangelie: Marcus 10,17-30 De rijke jongeman
17
Toen Hij zich op weg begaf, kwam er iemand aanlopen. Hij knielde voor Hem neer
en vroeg Hem: ‘Goede Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het
eeuwig leven?’ 18
Maar Jezus zei tegen hem: ‘Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed, alleen
God. 19 De geboden kent u: Niet doden, geen echtbreuk
plegen, niet stelen, niet vals getuigen, niemand oplichten, uw vader en uw
moeder eren.’ 20
Hij zei Hem: ‘Meester, aan dat alles heb ik mij van jongs af gehouden.’ 21
Jezus keek hem aan en ging van hem houden. Hij zei Hem: ‘Aan één ding
ontbreekt het u nog: ga verkopen wat u hebt en geef het aan de armen, en u zult
een schat hebben in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen.’ 22
Maar hij verstrakte bij dat woord en ging verdrietig weg, want het was iemand
met veel bezit.
23
Jezus liet zijn blik rondgaan en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het toch
moeilijk voor mensen met geld om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ 24 De leerlingen schrokken van zijn woorden. Maar Jezus
ging door en zei opnieuw tegen hen: ‘Vrienden, wat is het toch moeilijk om het
koninkrijk van God binnen te gaan. 25
Een kameel komt gemakkelijker door het oog van een naald dan een rijke in het
koninkrijk van God.’ 26
Daar schrokken ze nog meer van en ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie kan er dan nog
gered worden?’ 27
Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij de mensen kan dat niet, maar bij God wel, want
bij God kan alles.’ 28
Toen begon Petrus tegen Hem: ‘Kijk, wij hebben toch maar alles achtergelaten
en zijn U gevolgd.’ 29
Jezus zei: ‘Ik verzeker jullie, er is niemand die zijn huis, broers, zusters,
moeder, vader, kinderen of landerijen heeft achtergelaten omwille van Mij en
omwille van de goede boodschap, 30
of hij krijgt nu in deze tijd een honderdvoud aan huizen, broers, zusters,
moeders, kinderen en landerijen, vervolgingen inbegrepen, en in de komende
wereld eeuwig leven. 31
Vaak zullen de eersten de laatsten zijn en de laatsten de eersten.’