Zondag 30 september 2018 : 26e Zondag door het B-jaar

Introitus: Omnia * quae fecisti

Graduale: Oculi omnium

Alleluia: Paratum cor meum

Offertorium: Super flumina

Communio: Memento * verbi tui

De bijbellezingen van vandaag volgen hierna:

1e Lezing: Numeri 11,25-29                  De Geest van de Heer niet beletten

25 Toen daalde de HEER neer in een wolk, sprak tot hen en legde een deel van de geest die op Mozes rustte, op die zeventig oudsten. En toen de geest op hen rustte, profeteerden zij, maar later hebben zij dat niet meer gedaan. 26 En twee van de mannen waren in het kamp gebleven. De een heette Eldad, de ander Medad. Ook op hen rustte de geest, zij stonden op de lijst al waren zij niet naar de tent gegaan, en zij profeteerden in het kamp. 27 Een jongen ging het ijlings aan Mozes vertellen en zei: ‘Eldad en Medad zijn aan het profeteren in het kamp!’ 28 Jozua, de zoon van Nun, die al als jongeman in Mozes’ dienst gekomen was, zei daarop tegen Mozes: ‘Mijn heer, dat moet u hun verbieden.’ 29 Mozes zei hem: ‘Waarom kom je voor mij op? Ik zou willen dat heel het volk van de HEER profeteerde en dat de HEER zijn geest op hen legde.’

2e Lezing: Jakobus 5,1-6                        Uw zonden getuigen tegen u

5 1 En nu u die rijk bent: huil en jammer om de rampen die over u komen. 2 Uw rijkdom is verrot, uw mooie kleren zijn door motten verteerd, 3 uw goud en zilver is verroest. Die roest zal tegen u getuigen en als een vuur uw lichaam verteren. Schatten hebt u verzameld, terwijl het de laatste dagen zijn. 4 Hoor, het loon dat u hebt onthouden aan de arbeiders die uw velden hebben gemaaid, roept luid, en de kreten van uw oogsters zijn doorgedrongen tot de oren van de Heer der heerscharen. 5 U hebt op aarde gezwelgd en gebrast, u hebt uzelf vetgemest voor de dag van de slachting. 6 U hebt de rechtvaardige gevonnist en vermoord; hij heeft geen verweer tegen u.

Evangelie: Marcus 9,38-43.45.47-48     Belet de groei van het Godsrijk niet

38 Johannes zei tegen Hem: ‘Meester, we hebben iemand in uw naam demonen zien uitdrijven, en wij hebben hem tegengehouden, omdat hij geen volgeling van ons was.’ 39 Maar Jezus zei: ‘Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam een machtige daad verricht, zal niet gauw kwaad van Me spreken. 40 Immers, wie niet tegen ons is, is vóór ons. 41 Want als iemand je een beker water geeft omdat jullie van Christus zijn, Ik verzeker jullie, zijn loon zal hem niet ontgaan. 42 Wie één van deze kleinen die op Mij vertrouwen ten val brengt, kan beter met een molensteen om zijn nek in zee geworpen worden. 43 Als je hand je ten val brengt, hak haar dan af; je kunt beter verminkt het leven ingaan dan met twee handen in de hel verdwijnen, in het onblusbaar vuur. 45 Als je voet je ten val brengt, hak hem dan af; je kunt beter kreupel het leven ingaan dan met twee voeten in de hel gegooid worden. 47 Als je oog je ten val brengt, ruk het dan uit; je kunt beter met één oog het koninkrijk van God ingaan dan met twee ogen in de hel gegooid worden, 48 waar hun worm niet van ophouden weet en het vuur niet dooft. 49 Want iedereen zal met vuur gezouten worden. 50 Zout is iets goeds. Maar als het zout zouteloos wordt, waarmee zul je het dan weer zout maken? Heb zout in jezelf, en leef in vrede met elkaar.’

TERUG

This Site Tracked by LadotStats.nl